-
1 kopen
1 acheter♦voorbeelden:een kaartje kopen • prendre un billet〈 figuurlijk〉 wat koop ik ervoor? • ça m'avance à quoi?van iemand kopen • acheter à qn.iets voor tien gulden kopen • acheter qc. pour dix florinsiets voor zichzelf kopen • s'acheter qc. -
2 buy
n. koop; "koopje"--------v. kopen; aanschaffenbuy1[ baj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 aankoop ⇒ aanschaf, koop————————buy21 (aan/in/op)kopen ⇒ aanschaffen♦voorbeelden:the dollar doesn't buy what it used to • de dollar is ook niet meer (waard) wat ie waspeace was dearly bought • de vrede werd duur betaaldbuy time • tijd winnenbuy back • terugkopenbuy off • afkopen, omkopenbuy out • los/uit/vrijkopen; opkopen, (in zijn geheel) overnemenbuy up • opkopen, overnemen→ buy in buy in/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:I'll buy it/that • dat neem ik aan, dat kan ik accepteren -
3 buy something from/ off someone
buy something from/ off someone -
4 get
v. krijgen; halen; bereiken; verkrijgen; pakken; begrijpen; worden; aangestoken worden (met een ziekte); komen; veroorzaken[ get] 〈 got, got, verouderd, behalve in Amerikaans-Engels of in Brits-Engels in vaste verbindingen gotten〉1 (ge)raken ⇒ (ertoe) komen, gaan, bereiken♦voorbeelden:get ready • zich klaarmakenhe's getting to be an old man • hij is een oude man aan het worden〈 Amerikaans-Engels〉 get to do something • erin slagen/ertoe komen iets te doenget done with • afmakenhe never gets to drive the car • hij krijgt nooit de kans om met de auto te rijdenget lost • verdwalen〈 Amerikaans-Engels〉 get lost! • loop naar de maan!get to see someone • iemand te zien krijgenget ahead • vooruitkomen, succes boekenget ahead of • achter zich latenget behind/behindhand • achterop rakenget as far as • komen tot (bij)〈informeel; figuurlijk〉 get nowhere/somewhere • niets/iets bereikenget above oneself • heel wat van zichzelf denkenget abreast of • op gelijke hoogte komen metget among • verzeild raken tussenget at • bereiken, te pakken krijgen, komen aan/achter/bij; 〈 informeel〉 bedoelen; bekritiseren; knoeien met • omkopen; ertussen nemenstop getting at me! • laat me met rust!get at the truth • de waarheid achterhalenthe witness had been got at • de getuige was omgekochtwhat are you getting at? • wat bedoel je daarmee?who are you getting at? • op wie heb je het eigenlijk gemunt?get from • weg raken vanget in contact/touch with • contact opnemen metget into something • ergens in (verzeild) rakenget into the car • in de auto stappenget into debt • schulden makenget into a habit • een gewoonte aankwekenthe alcohol got into his head • de alcohol steeg hem naar het hoofdget into a school • toegelaten worden tot een schoolget into shape • in conditie komenget into a temper • driftig wordenget into trouble • in moeilijkheden gerakenget into the way of things • eraan wennenget into yoga • aan yoga gaan doenwhat's got into you? • wat bezielt je?, wat heb je?get on(to) a subject • bij een onderwerp belanden〈 informeel〉 get on(to) something • lucht krijgen van iets, iets ontdekken〈 informeel〉 get onto someone • iemand te pakken krijgen/contacterenget onto the council • tot raadslid gekozen wordenget on(to) the plane • op het vliegtuig stappenget on(to) one's bike • op zijn fiets stappenget out of something • ergens uitraken, zich ergens uit reddenget out of bed • uit bed komenget out of a habit • een gewoonte ontwennenget out of it! • kom nou!, verkoop geen onzin!get out of (someone's) sight • (uit iemands ogen) verdwijnenget out of the way • uit de weg gaan, plaats makenget round the table • rond de tafel gaan zitten, besprekingen voerenget to • bereiken, kunnen beginnen aan, toekomen aanwhere has he got to? • waar is hij naar toe?get to bed • naar bed gaanget to the point • ter zake komenget to the top (of the ladder/tree) • de top bereikenget to work on time • op tijd op zijn werk komenget to someone • iemand aangrijpen; iemand vervelen, iemand ergeren〈 slang〉 get with it • erbij zijn, alert/aandachtig zijnget going/moving! • vooruit!, begin (nu eindelijk)!get to know someone • iemand leren kennenget to like something • ergens de smaak van te pakken krijgenget talking • een gesprek aanknopenhe got to wondering … • hij begon zich af te vragen …→ get about get about/, get across get across/, get along get along/, get around get around/, get away get away/, get back get back/, get by get by/, get down get down/, get in get in/, get off get off/, get on get on/, get out get out/, get over get over/, get round get round/, get through get through/, get up get up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bezorgen ⇒ verschaffen, voorzien4 doen geraken ⇒ doen komen/gaan/bereiken; brengen; krijgen; doen5 maken ⇒ doen worden, bereiden, klaarmaken6 nemen ⇒ (op/ont)vangen, grijpen; (binnen)halen7 overhalen ⇒ ertoe/zover krijgen♦voorbeelden:get a blow on the head • een klap op zijn kop krijgenget fame • beroemd wordenget the feel of • de slag te pakken krijgen vanget a glimpse of • vluchtig te zien krijgenget a grip on • de slag te pakken krijgen vanget one's hands on • te pakken krijgenget leave • verlof krijgenget a letter • een brief ontvangenget a look at • te zien krijgenget measles • de mazelen krijgenget one year in prison • tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld wordenget possession of • in zijn bezit krijgenget what's coming to one • krijgen wat men verdientget little by something • ergens weinig baat bij vindenget it (hot) • zijn verdiende loon krijgenthe soldier got it in the leg • de soldaat werd aan zijn been gewondwe get nine as the average • onze gemiddelde uitkomst is negenget from/out of • krijgen vanget something out of someone • iets van iemand loskrijgenget something out of something • ergens iets aan hebbenget the best/most/utmost out of • het beste maken van3 get someone some food/a place • iemand te eten/onderdak gevenget something for someone • iemand iets bezorgen, iets voor iemand halen4 get something going • iets op gang krijgen, iets op dreef helpenget someone talking • iemand aan de praat krijgenget something home • iets doen doordringenget together • bijeenbrengen, inzamelenget it together • het klaarspelen, het goed doenget something into one's head • zich iets in het hoofd halenget something into someone's head • iets aan iemand duidelijk makenget something into a room • iets in een kamer binnenkrijgenget oneself into trouble • in moeilijkheden gerakenget someone into trouble • iemand in moeilijkheden brengenget someone out of something • iemand aan iets helpen ontsnappenget something out of one's head/mind • iets uit zijn hoofd zettenget something out of a room • iets een kamer uitkrijgenget the two sides round the table • de twee partijen met elkaar confronterenget something through the door • iets door de deur krijgenget something under control • iets onder controle krijgenlet me get this clear/straight • laat me dit even duidelijk stellenget ready • klaarmakenget the sum right • de juiste uitkomst krijgenI'll just get the dishes done and then … • ik doe nog even de afwas en dan …get one's hair cut • zijn haar laten knippenget something done • iets gedaan krijgenget the six o'clock train • de trein van zes uur nemenget something to eat • een hapje etengo and get your breakfast! • ga maar ontbijten!7 get someone to do something • iemand ertoe krijgen iets te doen, iemand iets laten doenget someone to talk • iemand aan de praat krijgenget someone to understand something • iemand iets aan het verstand brengenas soon as I get time • zodra ik tijd hebget someone (where it hurts) • iemand op de gevoelige plek rakenwhat has got him? • wat bezielt hem?get it? • gesnapt?I don't get it • ik snap er niets vanI don't get you • ik begrijp je nietyou've got it! • je hebt het geraden!¶ get something/someone wrong • iets/iemand verkeerd begrijpen/misverstaan→ get across get across/, get around get around/, get away get away/, get back get back/, get down get down/, get in get in/, get off get off/, get on get on/, get out get out/, get over get over/, get round get round/, get through get through/, get up get up/♦voorbeelden:get excited • zich opwindenget used to • wennen aanget even with someone • het iemand betaald zettenIV 〈 hulpwerkwoord〉1 worden♦voorbeelden:get married • trouwenget wounded • gewond rakenget punished • gestraft worden→ have got have got/ -
5 acheter
acheter [aasĵtee]♦voorbeelden:acheter cher son bonheur • zijn geluk niet cadeau krijgenacheter qc. à qn. • iets van, voor iemand kopenacheter sa liberté par de lourds sacrifices • zijn vrijheid met zware offers bekopen1. v1) kopen, aanschaffen2) omkopen, afkopen2. s'acheterv2) te koop zijn -
6 fournir
fournir [foernier]1 voorzien (in) ⇒ bijdragen (in), zorgen (voor)II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verschaffen ⇒ bezorgen, leveren, bieden♦voorbeelden:v1) voorzien (in), zorgen (voor)2) verschaffen, leveren3) (af)leveren -
7 acheter qc. à qn.
acheter qc. à qn.iets van, voor iemand kopen -
8 compte
compte [kõt]〈m.〉1 berekening ⇒ telling, (het) aftellen, (het) opsommen♦voorbeelden:compte rond • rond getalle compte est bon • de berekening kloptfaire le compte • de rekening opmaken, de optelling makenfaire le compte de qc. à qn. • iemand iets voorrekenencompte à rebours • (het) aftellen2 〈 figuurlijk〉 compte d'apothicaire • overdreven gespecificeerde, ondoorzichtige gepeperde rekeningun compte en banque • een bankrekeningcompte chèque postal • (post)girorekeningcompte en participation • gezamenlijke rekeningcompte des pertes et profits, compte des profits et des pertes • winst-en-verliesrekeningcompte courant • rekening-courantcompte courant postal • (post)girorekeningcompte joint • gezamenlijke rekening, en/of-rekeningpasser en compte • op de rekening boeken〈 informeel, figuurlijk〉 avoir son compte • zijn portie gehad hebben 〈 mishandeld, dood of dronken zijn〉〈 figuurlijk〉 demander son compte • zijn loon verlangen, zijn baan opzeggendonner son compte à qn. • iemand betalen; iemand ontslaanle compte n'y est pas • de rekening klopt nietil n'a pas touché son compte • hij heeft niet gekregen waar hij recht op heefty trouver son compte • aan zijn trekken komens'installer, s'établir à son compte • voor zichzelf beginnenêtre à son compte • zelfstandig zijnprendre qc. à son compte • de verantwoording op zich nemenpour mon propre compte • voor mezelfacheter pour son propre compte • voor eigen rekening kopenpour le compte de • voor rekening van, in opdracht vanmettre qc. sur le compte de qn. • iets op iemands rekening schrijven, iemand iets verwijtenrendre compte de qc. • verslag uitbrengen over iets, iets vermeldense rendre compte de qc. • zich rekenschap geven van iets, iets beseffentu te rends compte! • stel je eens voor!compte rendu • verslag, recensie, beoordelingtenir compte de • rekening houden metêtre loin du compte • ver van de werkelijkheid verwijderd zijn, er ver naast zittenà bon compte • goedkoopil s'en est tiré à bon compte • hij is er goedkoop, zonder kleerscheuren vanaf gekomenà ce compte-là • zo beschouwd, als je zo redeneert, als iedereen zo zou denkenprendre en compte • rekening houden metpour mon compte • wat mij betreftlaisser pour compte • laten zitten, links laten liggenun laissé pour compte • een door iedereen in de steek gelaten persoon; 〈 van dingen〉 een afdankertjem1) berekening, telling2) rekening3) voordeel4) rekenschap, verantwoording -
9 bij
bij1〈de〉————————bij21 [bij kennis] conscious2 [gelijk] up-to-date3 [van alles op de hoogte] up-to-date♦voorbeelden:2 de leerling is weer/nog niet bij met de lessen • the pupil has now caught up/is still behind in his lessonsbij zijn met betalen • be up-to-date with paymentsgoed bij zijn in een vak • be well up on a subjectII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:¶ om en bij • more or less, about————————bij3〈 voorzetsel〉1 [in de nabijheid van] near (to) ⇒ close (by/to)2 [met betrekking tot een raken aan/bereiken] at ⇒ to3 [met betrekking tot een niet verder gaan/een niet afwijken] to ⇒ with5 [met betrekking tot een aanwezigheid] at9 [voor, in tegenwoordigheid van] with ⇒ to10 [aan, met] by11 [gedurende, onder] by ⇒ at12 [gelijktijdig met] on ⇒ at13 [in geval van] in case of ⇒ if♦voorbeelden:bij het raam • close to/next to the windowbij het stadhuis • close to/near the town hallik woon hier vlak bij • I live nearby/close bybij zessen • almost six (o'clock)kan jij bij de hoogste plank? • can you reach the top shelf?er(gens) niet bij kunnen • 〈 figuurlijk〉 not understand/get somethingalles blijft bij het oude • everything stays the samehet er niet bij laten • not leave it at thatwe zullen het er maar bij laten • let's leave it at thater niet bij zijn • not be there/presenter(gens) gauw bij zijn • 〈 figuurlijk〉 respond quickly; 〈 met betrekking tot ziekte〉 catch (a disease) in time6 heb je iets bij de koffie? • do you have anything to go with the coffee?een kopje koffie is er tegenwoordig niet meer bij • you don't even get a cup of coffee these daysbij elkaar zijn het er 20 • there are 20 altogetherdat is bij de boeren zo de gewoonte • that is the custom with farmersbij de marine • in the navybij Vondel • in Vondelaltijd bij H. kopen • always shop at H'sgeen lucifers/geld bij zich hebben • have no matches/money on onebij hem kun je van alles verwachten • you can expect anything from himbij zichzelf (denken/zeggen) • (think/say) to oneselfiemand bij name kennen • know someone by namebij het ontbijt • at breakfastbij de derde poging • at the third attemptbij mooi weer • when/if the weather is nicebij een glas wijn iets bespreken • discuss something over a glass of wine13 bij ziekte/een sterfgeval • in case of illness/deathiets bij (de) wet bepalen • establish something by lawbij dezen • hereby16 wat is hij nu bij een dichter als Achterberg? • what is he in comparison to a poet like Achterberg?de kamer is 6 bij 5 • the room is 6 by 5¶ je bent er bij • gotcha! -
10 in
adj. binnen; binnengekomen (post); hoort erbij; modern--------adv. in; erin; binnen; in huis; onder druk staand; modern, "in" (in spreektaal); in periode van (van fruit etc.)--------n. betrokken bij de leidende partij; iemand met machtpositie; invloed--------prep. in; binnen; erinin1→ ins ins/————————in21 intern ⇒ inwonend, binnen-3 exclusief ⇒ afgestemd op een kleine groep/elite4 voor/met ingekomen post♦voorbeelden:3 in-crowd • kliekje, wereldje4 in box/tray • brievenbak met/voor ingekomen post————————in33 〈 het referentiepunt is een persoon of groep〉 geaccepteerd ⇒ erbij, opgenomen; 〈 van dingen ook〉 in (de mode)♦voorbeelden:come in! • (kom) binnen!fit something in • iets (er)in passenI flew in today • ik ben vandaag met het vliegtuig aangekomenmix the flour in • meng de bloem erbijthe police moved in • de politie kwam tussenbeidethe stairs were put in • de trap werd geïnstalleerdsnowed in • ingesneeuwdin between • er tussen(in)in between • tussenknow somebody in and out • iemand door en door kennen————————in4〈 voorzetsel〉1 〈plaats of ligging; ook figuurlijk〉in2 〈richting; ook figuurlijk〉in ⇒ naar, ter3 〈met abstract naamwoord dat handeling of toestand uitdrukt; voornamelijk idiomatisch te vertalen〉- ende ⇒ in, be-, ver-, ge-6 〈 medium〉in7 〈 verhouding, maat, graad〉in ⇒ op, uit9 in zover dat ⇒ in, met betrekking tot, doordat, omdat♦voorbeelden:wounded in the leg • aan het been gewondin my opinion • naar mijn meningplay in the street • op straat spelenbe in one's twenties • in de twintig zijnthere is something in his story • er zit iets in zijn verhaalin payment of • ter betaling van3 in bloom • in bloei, bloeiendehe was in charge (of) • hij was verantwoordelijk (voor)in honour of • ter ere vanbe in love • verliefd zijnbe in luck • geluk hebbenbe in pain • pijn lijdenin ruins • vervallenin search of • op zoek naarI have not been out in months • ik ben in geen maanden uit geweestin the morning • 's ochtendsearly in spring • vroeg in het voorjaarin all those years • gedurende al die jarenit melts in heating • het smelt als het verwarmd wordtthe latest thing in computers • het laatste snufje op het gebied van computerssomething in evening dress • iets in de richting van avondkledij2 feet in length • twee voet hooghe is in oil • hij zit in de olie-industrieequals in strength • gelijken wat kracht betreftrich in vitamins • rijk aan vitaminenbe in it • erbij betrokken zijn, meedoenhe is not in it • hij telt niet meethere's nothing in it • het heeft niets om het lijfpainted in red • roodgeverfdin Russian • in het Russisch7 in general • in/over het algemeennot in the least • niet in het minstin the main • in/over het algemeensell in ones • per stuk verkopenone in twenty • één op twintigyou have a fine brother in Henry • je hebt aan Henry een fijne broerbuy in instalments • op afbetaling kopen£100 in taxes • £100 aan belastingendifficult in that it demands concentration • moeilijk omdat het concentratie vergt→ be in be in/ -
11 rekening
♦voorbeelden:een rekening afdoen • régler une factureober, mag ik de rekening? • garçon, l'addition s'il vous plaîtiemand de rekening (voor iets) presenteren • demander des comptes à qn.een rekening sturen • envoyer une factureeen rekening voor voldaan tekenen • acquitter une factureeen open rekening • un compte ouverteen rekening openen • ouvrir un comptein rekening brengen • facturerop rekening kopen • acheter à créditop rekening van • sur le compte de〈 figuurlijk〉 iets op iemands rekening schrijven • mettre qc. sur le compte de qn.dat is geheel voor rekening van de schrijver • la responsabilité en revient entièrement à l'auteurrekening houden met iets, iemand • tenir compte de qc., qn.voor uw rekening en verantwoording • à vos risques et périls -
12 betalen
1 [het verschuldigde doen toekomen] pay 〈 iemand, een rekening〉; pay for 〈 iets〉 ⇒ 〈 na protest〉 pay up, 〈 ten volle〉 pay off, 〈 ten volle〉 settle 〈ook → link=betaald betaald〉♦voorbeelden:1 het nog te betalen bedrag is … • the amount still due is …de chauffeur/de ober betalen • pay the driver/the waitereen deel van de kosten betalen • share in the costsieder zijn deel betalen • share and share alikede kosten betalen • bear the costte betalen saldo, (nog) te betalen • balance duezijn schulden (niet) betalen • (not) pay one's debtsiemand te veel laten betalen • overcharge someonemag ik even betalen? • could I have the bill, please?weigeren te betalen, niet meer betalen 〈 rekeningen〉 • repudiate/suspend paymenten wij moeten alles maar betalen • and we have to foot the billwie zal dit betalen? • who's going to pay for this?contant betalen • pay (in) cashiets duur (moeten) betalen • pay dear for somethingwat heb je ervoor moeten betalen • what did they charge you for it?hoeveel krijgen zij ervoor betaald? • what's in it for them?die huizen zijn niet te betalen • the price of these houses is prohibitivevooruit te betalen, vooraf betalen • payable in advanceelkaar met gesloten beurzen betalen • settle on mutual termsmet een cheque/met cheques betalen • pay by chequeper uur/stuk betaald worden • be paid by the hour, be on piece-workuit eigen portemonnee betalen • pay out of one's own pockethier hoeft u niets voor te betalen • there is no charge (for this)hier kun je alles kopen, als je maar betaalt • you can buy anything here, at a price1 [geld opleveren] pay♦voorbeelden:2 [vergelden] repay♦voorbeelden: -
13 rekening
2 [staat met debet- en creditzijde] account4 [+ voor] [op kosten/ter verantwoording van de genoemde] expense♦voorbeelden:te betalen rekeningen • accounts payableeen rekening betalen/voldoen • pay/settle an account/a billte innen rekeningen • accounts receivableober, mag ik de rekening? • waiter, may I have the bill please?een lopende rekening • current accounteen rekening openen (bij een bank) • open an account (at a bank)iemand iets in rekening brengen • charge something to someone, charge someone for somethingop rekening kopen • buy on accountop rekening van • at the expense ofgeld op een rekening hebben/storten • have money in/pay money into an accountdat is voor mijn rekening • I'll get the bill; 〈 figuurlijk〉 I'll take care of that, leave that to mekosten voor zijn rekening nemen • pay the costs, take care of the costs4 voor eigen rekening • at one's own expense, out of one's own pocket; 〈 handel〉 for (their) own accountdat is geheel voor rekening van de schrijver • that is (entirely) the author's viewde VS nemen 35 % van het wereldverbruik van vlees voor hun rekening • the U.S. accounts for 35 % of the world's meat consumptionje moet een beetje rekening houden met je ouders • you should show some consideration for your parentsrekening rijden • pay-as-you-drive〈 figuurlijk〉 een oude rekening vereffenen • pay off an old grudge, settle an old score -
14 morceau
morceau [morsoo]〈m.〉1 stuk ⇒ hap, brok, fragment, klontje♦voorbeelden:acheter qc. pour un morceau de pain • iets voor een appel en een ei kopenmorceau de roi • mooi stuk vleessucre en morceaux • suikerklontjesbas morceaux • tweede kwaliteit vleesaimer les bons morceaux • van lekker eten houdenavaler le morceau • door de zure appel heen bijten〈 informeel〉 casser, lâcher, manger le morceau • doorslaan, bekennencompter les morceaux à qn. • iemand mondjesmaat te eten gevenemporter le morceau • winnentomber en morceaux • stukvallen→ pièce(recueil de) morceaux choisis • bloemlezingm1) stuk, brok2) klontje3) gedeelte, onderdeel4) kunstwerk -
15 ganter
ganter [gãtee]♦voorbeelden:ces gants vous gantent bien • die handschoenen passen u primaII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 iemand〉handschoenen aantrekken, passen♦voorbeelden: -
16 betrekken
♦voorbeelden:zij deden alles zonder de anderen erin te betrekken • they did everything without consulting the othersbetrokken zijn bij • be involved inniet betrokken zijn bij • have nothing to do withiets in zijn overweging betrekken • take something into considerationde politie in de zaak betrekken • bring in the policeiemand tegen zijn zin ergens in betrekken • drag someone into something2 wanneer kunnen we het huis betrekken? • when can we move into the house?onmiddellijk te betrekken • immediate occupation1 [met betrekking tot de lucht] become overcast/cloudy, cloud over -
17 zwak
zwak1〈 het〉♦voorbeelden:een zwak voor iemand hebben • have a soft spot for someone————————zwak29 [niet talrijk] weak♦voorbeelden:bijzonder zwak staan • not have a leg to stand onzwakke ogen • weak/poor eyeseen zwakke stijl • a poor/bad stylezwak zijn in iets • be bad/poor at something, be weak in somethingin een zwak ogenblik • in a weak moment7 een zwak zuur • a weak/diluted acidde markt sloot zwak • the market closed weaklyII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [taalkunde] weak♦voorbeelden:1 zwak werkwoord • weak/regular verb -
18 Probe
Probe〈v.; Probe, Proben〉♦voorbeelden:Probe laufen • proefdraaienProbe singen • voorzingen, op proef zingenjemanden auf Probe anstellen • iemand op proef aanstellenauf Probe spielen • op proef spelenauf eine harte Probe stellen • zwaar op de proef stellendie Probe aufs Exempel machen • de proef op de som nemennur zur Probe • alleen maar bij wijze van proef2 auf, nach Probe kaufen • naar monster, op staal kopen
См. также в других словарях:
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Нидерландский язык — Самоназвание: Nederlands Страны: Нидерланды, Бельгия … Википедия
Нид. — Нидерландский Самоназвание: Nederlands Страны: Нидерланды, Бельгия, Суринам, Нидерландские Антильские острова, Аруба Официальный статус … Википедия
Нидерландский — Самоназвание: Nederlands Страны: Нидерланды, Бельгия, Суринам, Нидерландские Антильские острова, Аруба Официальный статус … Википедия